Reguliere omgevingsvergunning
Als een initiatief niet past in het omgevingsplan, dan is een omgevingsvergunning nodig voor het afwijken van dat omgevingsplan: de zogenaamde buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA). De BOPA kan alleen worden toegepast als een initiatief voldoende concreet is en als er geen noodzaak is om het omgevingsplan aan te passen (bijv. er zijn geen regels noodzakelijk buiten de projectlocatie). De BOPA kan worden aangevraagd bij de gemeente. In principe is daarop de reguliere procedure van toepassing (par. 16.5.2 Omgevingswet).
Voorbereiding
De voorbereiding begint met het opstellen van een bouwplan voor het initiatief. De vergunningaanvraag dient vergezeld te zijn van een motivering, waarin wordt onderbouwd dat het initiatief niet in strijd is met een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Om dit te motiveren zijn vaak nadere (milieu)onderzoeken nodig. Het opstellen van een motivering en het uitvoeren van de onderzoeken zijn specialistische opgaven die vragen om kennis van het omgevingsrecht. Ook dient een GML van het besluitgebied te worden opgesteld volgens de daarvoor geldende wettelijke vereisten (STOP / TPOD). In sommige gevallen is het verplicht om participatie toe te passen voordat de aanvraag wordt ingediend.
Beoordeling
De formele procedure start met het indienen van de vergunningaanvraag met bijbehorende stukken (bouwplan, motivering met bijbehorende onderzoeken, participatiestukken e.d.) bij het college van de gemeente. De gemeente zal een kennisgeving over de aanvraag in het Gemeenteblad plaatsen. De aanvraag wordt beoordeeld op volledigheid en juistheid van gegevens. Ook wordt de aanvraag mogelijk doorgezonden naar de gemeenteraad. De gemeenteraad moet in sommige gevallen bij het verlenen van de vergunning een (bindend) advies aan het college geven over de verlening van de vergunning. De gemeente sluit met de initiatiefnemer meestal een anterieure overeenkomst vanwege kostenverhaal. Vervolgens wordt het besluit opgesteld. Het college moet binnen 8 weken een besluit nemen op de aanvraag; dit mag éénmaal met 6 weken worden verlengd (artikel 16.64 Omgevingswet).
Bezwaar
Het besluit met alle onderliggende stukken (vergunningaanvraag, bouwplan) wordt 6 weken ter inzage gelegd (artikel 6:7 Awb). Gedurende deze 6 weken kan bezwaar worden ingediend tegen het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning (artikel 7:1 Awb). Voorafgaand aan de terinzagelegging geeft de gemeente in het Gemeenteblad kennis van het besluit.
N.B. Het besluit treedt in werking met ingang van de dag na de bekendmaking, uitzonderingen daargelaten, zoals een vergunning met onomkeerbare gevolgen, bijvoorbeeld voor slopen of kappen (artikel 6.1 Wabo).
De eventueel ingebrachte bezwaren worden door een bezwarencommissie beoordeeld en verwerkt in één verslag / nota. De bezwaarprocedure is bedoeld om het college de gelegenheid te geven de bezwaarmaker te horen en om het besluit eventueel te heroverwegen en om een eventuele gang naar de rechter te voorkomen (zeefwerking).
Binnen 6 tot 12 weken (als er een bezwarencommissie is) na einde bezwaartermijn moet het college (bevoegd gezag) een beslissing nemen op het bezwaar (artikel 7.10 Awb) in de vorm van een volledige heroverweging van het besluit (artikel 7.11 Awb).
Ter inzage tijdens beroep 1
Het college neemt zijn beslissing op het bezwaar. Het besluit met alle onderliggende stukken (vergunningaanvraag, bouwplan e.d.) worden 6 weken ter inzage gelegd (artikel 6:7 Awb). Voorafgaand aan de terinzagelegging geeft de gemeente in het Gemeenteblad kennis van het besluit. Tegen de beslissing op het bezwaar kunnen belanghebbenden gedurende deze 6 weken beroep indienen bij de rechtbank (artikel 7:1, lid2 Awb).
Beroep
Het beroep tegen de verleende omgevingsvergunning is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 8). Voor de beslissingstermijn is geen wettelijke termijnstelling (gebruikelijk is circa 1 jaar).
Ter inzage tijdens beroep 2
In de (schriftelijke) uitspraak wordt onder andere aangegeven door wie, binnen welke termijn en bij welke administratieve rechter welke rechtsmiddelen kunnen worden aangewend (8:77, lid 1.f en 6:24 Awb). De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt 6 weken (artikel 6:7 Awb).
Hoger beroep
Tegen de uitspraak van de rechtbank kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) (artikel 47, lid 1 Wet op de Raad van State).